Bezorgde NSB-er verklapt ‘geheim’

Speculaties over de rol van bakker Joseph Michael Weijl in de illegaliteit.

Addition -

Op zondag 27 september 1942, bijna twee jaar na het begin van de nazificering van het hoger onderwijs, bespreekt de Leidse lakenfabrikant en vooraanstaande NSB'er Adriaan Krantz de toestand van de Leidse Universiteit met de Beauftragten für die Provinz Süd-Holland, Reichsrichter Schwebel. Krantz speculeert daarbij over vermeende illegale activiteiten binnen met name de Leidse medische faculteit. Hij neemt vijf dagen de tijd om zijn verdachtmakingen te verifiëren en te concretiseren. Op vrijdag 2 oktober stuurt hij Schwebel een brief, waarvan de vertaling luidt:

 “[…] terugkomend op onze bespreking van Zondag moet ik u mededelen, dat mijn mededeling betr. geheim verder arbeiden der universiteit op feiten berust. Ook examens vinden plaats. De medische faculteit te Amsterdam heeft Leidse doktoren aangewezen om Leidse studenten te examineren. Deze examens worden in Leiden afgenomen. Vermoedelijk zijn de studenten, die zich in grote getale te Leiden bevinden, georganiseerd in de geheime vereniging “Ondergrondsche Strijders voor Vrij Nederland”, wachtwoord “Alles sal regh kom”. Samenkomsten van deze vereniging zouden plaats vinden bij de Joodse bakker Weijl i.d. Kloksteeg in Leiden. […] Ik vind het noodzakelijk U dit te melden. Met zeer beleefde groeten. Heil Hitler”

Het schrijven vormt voor de Sipo/S.D. aanleiding om huiszoekingen te verrichten in het pand aan de Kloksteeg, een enkele keer zelfs twee maal op dezelfde dag. Voor de bewering dat er in het huis aan de Kloksteeg examens of illegale bijeenkomsten plaats zouden vinden, worden geen bewijzen gevonden. Nader onderzoek wijst wel uit, dat bakker Joseph Michael Weijl en zijn zusters goede bekenden van Leidse medische studenten zijn en dat de bakkerswinkel aan de Kloksteeg veel aanloop kent vanuit universitaire kringen.

Op 17 maart 1943 worden Joseph Michael en zijn zusters Helena, Judith en Alida door twee Leidse rechercheurs gearresteerd. Hendrik Naber, agent van politie der eerste klasse, getuige IV in het na-oorlogse onderzoek naar de gedragingen van Adriaan Krantz, verklaart het volgende:

"In de maand Maart 1943, de juiste datum weet ik niet meer, heb ik van de Inspecteur van politie van Musschert te Leiden opdracht gekregen, om de familie Weyl, wonende Kloksteeg 3 te Leiden, te arresteren. Deze arrestatie is gelijktijdig geschied met de grote razzia op Joden te Leiden. Bedoelde familie was reeds van te voren gewaarschuwd door een mij onbekende*. Dit is mij door de bakker Weyl, toen ik hem moest arresteren, medegedeeld. Waarom de familie Weijl gearresteerd moest worden, is mij onbekend. De agent van politie Middendorp uit Leiden was bij deze arrestatie tegenwoordig. Er was geen Feldgendarmerie bij de arrestatie. De Feldgendarmerie nam de Joden in ontvangst aan het station."

* Bedoeld wordt mogelijk de verzetsman Frans van der Reyden, die begin maart 1943 een poging doet om Joseph Michael met zijn drie zussen onder te laten duiken. Joseph Michael weigert het aanbod, omdat hij denkt dat de oorlog snel voorbij zal zijn.

Louis Weijl, die als het enige gezinslid de oorlog overleeft, bevestigt later dat zijn broer in oktober 1942 verschillende malen huiszoeking heeft gehad. Ze hadden het onderwerp een enkele keer besproken, maar Joseph Michael bleef daarover, ook tegenover zijn broer, zeer gesloten.

De Leidsche Courant van 8 mei 1948 besteedt aandacht aan het tribunaal tegen Krantz. Hij moet zich, naast het leveren van 556.000 strekkende meter militair laken van 140 cm breedte ten behoeve van de Wehrmacht, WA en SS, ook verantwoorden voor het opzettelijk blootstellen aan opsporing, vervolging of vrijheidsberoving van personen die illegaal de belangen van de Leidse Studenten behartigden. Gevraagd naar de motieven achter zijn brief aan Schwebel verklaart hij:

"De Universiteit zat mij zeer hoog. De opzet was om studenten, die ondergronds door studeerden, weer langs normale weg te laten studeren. Het is nooit mijn opzet geweest om de familie Weyl in moeilijkheden te brengen en deze te verraden aan Dr. Schwebel."

Waarschijnlijk heeft Krantz zijn verdachtmakingen uit tweede of derde hand. De vooroorlogse harmonie in de Kloksteeg was tijdens de bezettingsjaren verkild. Een prominent steegbewoner was overtuigd NSB-lid, een overbuurman sympathiseerde openlijk met de bezetter. Landwachters en WA-mannen huurden kamers in de steeg. In dat antisemitische wespennest was het een koud kunstje om de bakkersfamilie in een kwaad daglicht te stellen. Maar kennelijk bevatte de brief van Krantz onvoldoende bewijs voor de autoriteiten om Joseph Michael, Helena, Judith en Alida Weijl vanwege dienstverlening aan de illegaliteit op te pakken vóór de grote razzia van 17 maart 1943. Zolang er geen bronnen opduiken die het bestaan van de “Ondergrondsche Strijders voor Vrij Nederland” of een samenkomst in de Kloksteeg bevestigen, blijft Krantz' ‘geheim’ intact.

bron: Dossier A. Krantz CABR Inv. nr. 91080

 

 

Copyrights: Attribution Non-commercial Share Alike