Bella Masur is de dochter van Louis Masur (1850-1907) en Caroline Masur-Brij (1852-1926). Ze wordt geboren in Polen, als één van de negen kinderen uit het gezin. Twee van hen sterven in hun kindertijd. Bella is de jongere zus van Flora. In de familie staat Bella ook bekend als Herta en Berta. Gebaseerd op het onderwijs dat Bella heeft genoten, is het aannemelijk dat ze uit een gezin komt met ruime financiële middelen. Op 16 februari 1909 trouwt ze in Londen met Eugen Carmusin. Ze is dan 26 jaar. Eugen staat in die jaren vermeld als koopman. Het echtpaar krijgt In Gelsenkirchen twee kinderen, een zoon Leo en veertien maanden later komt dochter Frieda ter wereld.
Leo sterft als negenjarig jongetje, de oorzaak is onbekend. In hun latere woonplaats Essen sport en turnt dochter Frieda fanatiek bij de Joodse sportclub Hakoah. Door emigratie weten Frieda en haar man de oorlog te overleven.
Bella werkt in het bedrijf van haar zwager Isaac (de man van haar zus Flora). Ook Eugen is er, als partner, werkzaam. Hij leidt vanaf 1926 één van de filialen die het bedrijf rijk is. Op 10 november 1931 overlijdt Eugen, hij is dan eenenvijftig jaar oud. Bella stopt met haar werk in het familiebedrijf in 1937, dit heeft vermoedelijk te maken met de onteigening van het bedrijf door de nazi’s. Op dat moment is zij bijna vijfenvijftig jaar. Zij lijkt de taken van haar man tot die tijd te hebben overgenomen.
Bella woont in Duitsland op het moment dat Adolf Hitler aan de macht komt. Bella’s zus en zwager versturen vanuit IJmuiden een verzoekschrift aan de officiële instanties, waarin ze verzoeken Bella toegang te geven tot Nederland. Ze vermelden dat Bella niet in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Ze geven aan financieel garant te kunnen staan voor haar levensonderhoud. In december 1938 komt Bella naar Nederland. Ze trekt in bij haar zus Flora, die dan al anderhalf jaar in IJmuiden woont.
Omdat Bella geen 'typische Joodse voornaam’ heeft, moet zij, op bevel van de nazi’s, vanaf januari 1939 een stigmatiserende persoonsnaam aan haar eigen voornaam toevoegen. De officiële naam van deze verordening luidt: ‘Zweite verordnung zur Durchführung des Gesetzes über die veränderung von Familiennamen und Vornamen’. Deze wet schrijft voor dat vanaf 1 januari 1939 alle Joden die Duits onderdaan zijn, maar geen 'typische Joodse voornaam' dragen een tweede persoonsnaam aan hun naam moeten toevoegen (deze wet gold dus ook voor Duitse Joden die uit Duitsland waren gevlucht). De mannen worden verplicht ‘Israël' aan hun persoonsnaam toe te voegen en de vrouwen ‘Sara’. Op een lijst kan Bella zien dat haar eigen voornaam als ‘niet typisch Joods’ worden aangemerkt.
Bella verhuist in de herfst van 1940 van Velzen naar Apeldoorn, samen met haar zus Flora, zwager Isaac, neef Herbert en diens vrouw Hildegart. De bezetter had hen namelijk verplicht het kustgebied te verlaten, dit onder de noemer van een Joden-vrije zone in het kust-verdedigingsgebied, gericht op de statenloze Duitse vluchtelingen. Ze gaan allen wonen op de Deventerstraat, nummer 43.
Op 11 oktober 1941, verhuizen Bella, haar zus Flora en zwager Isaac naar de Marialaan en gaan ze wonen op nummer 4. Deze straatnaam wordt na de oorlog, als eerbetoon aan de bevrijders, veranderd in Canadalaan. Het huisnummer is voor dit pand gelijk gebleven.
Er is van Bella geen registratiedatum bekend, waarop zij Kamp Westerbork is binnengekomen; het is goed denkbaar dat zij tegelijk met haar zus en zwager is opgepakt. Op vrijdag 4 december 1942 vertrekt uit het kamp transport 40 met als eindbestemming Auschwitz. Bella zit in één van de twaalf wagons. Bij aankomst op zondag 6 december worden slechts zestien mannen geselecteerd voor dwangarbeid in Sobibor. Bella is één van 795 Joden die direct bij aankomst in de gaskamers worden vermoord.
Bronnen: CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, verwanten van het echtpaar Isacson-Masur, het Noord-Hollands Archief, gemeente Velsen, gemeente Oldenzaal, Stadsarchief Rotterdam en Projectgroep Stolpersteine Gelsenkirchen.
5 februari 2019