Sloim Copoloviciu, geboren 21 Mei 1880 in Roemenië als zoon van Moisa en Veisla Copoloviciu, woonde in het begin van de jaren 1920 in Rotterdam. Daar trouwde hij 15 December 1921 op 41 jarige leeftijd met de 23-jarige Sophia van Gich, een dochter van Abraham van Gich en Helena Wessel. Het echtpaar kreeg twee kinderen, t.w. Maurits in 1922 en Helena Sera in 1927. Alleen hun dochter heeft de Holocaust overleefd.
Sloim en Sophia woonden na hun huwelijk in Rotterdam waar hun kinderen geboren zijn. Zij verhuisden naar Zaandam, woonden vervolgens op verschillende adressen in Amsterdam en verhuisden op 25 Juni 1930 naar de Arnoldystraat 22 in Haarlem. Echter volgens de registratiekaarten van de Joodse Raad was het laatste adres van het gezin Nieuwe Herengracht 127, vanwaar zij op 9 Februari 1943 naar Kamp Westerbork zijn afgevoerd. Uit gegevens van één van die registratiekaarten blijkt dat de verhuizing vanuit Haarlem naar Amsterdam vermoedelijk midden 1942 moet hebben plaatsgevonden.
Het gezin Copoloviciu verbleef in kamp Westerbork in barak 63 van 9 Februari 1943 tot 5 April 1944. Op die datum is het hele gezin op transport gesteld, waarbij Sloim Copoloviciu uiteindelijk in Buchenwald terecht is gekomen, waar hij op 24 Februari 1945 zijn leven heeft verloren.
Sophia Copoloviciu-van Gigh kwam in Bergen Belsen terecht waar zij op 31 Maart 1945 om het leven is gekomen.
Over Maurits Copoloviciu zijn middels zijn registratiekaart van de Joodse Raad war meer details bekend: hij had een Mulo opleiding, werkte als kantoorbediende in de accountancy en na de verhuizing van Haarlem naar Amsterdam was hij huisknecht in Rusthuis v.d. Byl, hetwelk eveneens gevestigd was op de Nieuwe Herengracht 127 in Amsterdam. Maurits werd óók op 5 April 1944 gedeporteerd en kwam terecht bij het Extern Kommando Zeitz waar hij in 1945 om het leven is gekomen. Dit Kommando was een van de vele satellietkampen van Buchenwald en lag ongeveer 40 km zuidelijk van Leipzig. De geschiedenis 1933-1945 van dit stadje Zeitz volgens https://de.wikipedia.org/wiki/Zeitz vertelt onder meer dat er in 1937/1938 een fabriek werd gebouwd voor productie van motorbrandstoffen op basis van bruinkool, welke in 1945 diverse malen werd gebombardeerd. Gevangenen mochten geen gebruik maken van de “Schutzanlagen”, die waren uitsluitend bestemd voor burgers en wachtpersoneel, waardoor er tijdens die bombardementen vele slachtoffers onder de gevangenen vielen. Op 10 April 1945 volgde een aanval op het goederenstation van Zeitz, waarbij dat bombardement tankwagons met chloorgas zijn ontploft. Vermoedelijk is Maurits Copoloviciu als gevolg daarvan om het leven gekomen. Zijn dood is geregistreerd op 12 April 1945.
Helena Sera is de enige uit dit gezin die de Sjoa heeft overleefd. Ook zij werd op 5 April 1944 vanuit Kamp Westerbork gedeporteerd. Niet bekend is in welk kamp zij terecht is gekomen maar zij is in 1945 weer naar Nederland kunnen teruggekeren.
Bronnen: Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Sloim Copoloviciu en het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van “Shoim Copolovincim”, “Sophia Copolovicin-v.Gigh”, “Maurits Copolovici” en “Helena Copolovici”
Voor de historie van Zeitz, zie https://de.wikipedia.org/wiki/Zeitz