
Het gebeurde op een woensdag in maart, in 1943. Rond het middaguur arriveerden de Nederlandse politieagenten Abraham Kipp en Hendrik Reit in een motor met zijspan bij de boerderij van Cornelis Brouwer aan de Krommesteeg in Ede. Brouwer was net klaar met de warme maaltijd die hij, zoals hij de laatste tijd gewoon was, had genuttigd met onderduiker Wout.
Het was het enige moment van de dag waarop Wout, die eigenlijk Bernhard Hellmann heette, in de boerderij kwam. Overdag verborg hij zich in een oude kippenschuur die verder op het erf stond. Bij de schuur waren bosjes die in geval van onraad konden dienen als schuilplaats.
Voordat Cornelis en Bernhard het wisten, stonden de beruchte agenten Kipp en Reit bij de achterdeur van de boerderij en doorzochten het huis. Op de vraag of Bernhard een Jood was antwoordde hij bevestigend, aldus een overlevering. Volgens een andere bron ontkende Bernhard dit juist en noemde hij zich Oostenrijker.
Zowel de boer als de onderduiker werden voor verhoor meegenomen naar het politiebureau in Ede. Tijdens een eerste verhoor zou Bernhard Hellmann zijn echte naam noemen, die door de agent in de kantlijn van de zogenaamde transportorder werd genoteerd.