Regina Meijer-Cohen was getrouwd met Jozef Meijer en woonde aan het Boterdiep westzijde 13 te Bedum. Regina en Jozef waren de enige Joodse familie in Bedum tijdens de Duitse inval. Regina Meijer-Cohen was een teruggetrokken, stille vrouw. Ze had een bijzondere band met het Koningshuis die naar verluidt wederzijds was.
Uit liefde voor het vorstenhuis was ze in 1898 naar Den Haag gereisd om er de kroningsfeesten van de nieuwe koningin Wilhelmina bij te wonen. Zittend op de stoeprand kon ze de koninklijke stoet goed zien. Plotseling begon een paard te steigeren en het verwondde Regina aan haar voet. Ze zou er de rest van haar leven last van blijven houden. Een schuldbewuste Wilhelmina zou later nog regelmatig geïnformeerd hebben naar haar toestand.
In 1909 was het echtpaar Meijer nog zeer Oranje gezind, want op 20 oktober van dat jaar noemden zij hun dochter Charlotte Julia, naar de pasgeboren prinses Juliana. Lotty zou Regina's enige kind blijven. Ze zou op 25 maart 1936 aan een darmziekte overlijden in Groningen. In het najaar van 1942 kwam het signaal 'onderduiken'. Voordat Regina en Jozef Meijer vertrokken naar het eerste onderduikadres, bracht Regina nog wat resterende levensmiddelen naar een buurvrouw.
Toen zijn ze vertrokken naar de Schultingastraat 6 te Bedum. Dit was bij de familie Lerk. Regina en haar man zouden nog bij diverse adressen ondergedoken hebben gezeten voordat ze uiteindelijk bij brugdraaier Ottens te Ellerhuizen opgepakt werden door de Duitse bezetter. Regina sneed, om arrestatie te voorkomen, haar polsen door, maar bleef in leven.
Ze werd geboeid overgebracht naar het 'Scholtenshuis', gevestigd aan de Grote Markt te Groningen. Na verhoor werd ze een dag later naar Westerbork afgevoerd. Zeer snel werd Regina met haar man per trein afgevoerd naar Auschwitz waar zij beide direct na aankomst op 27 augustus 1943 werden vergast. Meer over Regina Meijer is te lezen op de website Joden Vervolging Bedum.
Bron: WesterborkPortretten