Toespraak herdenking Razzia Twente 13 september 2016

Verhaal -

Toespraak herdenking Razzia Twente 13 september 2016

Beste aanwezigen,

Mijn opa, Salomon Levie Woudstra, was de één na jongste van een gezin van twaalf kinderen. Het gezin verhuisde naar Enschede toen mijn opa een klein jongetje was. In 1928 trouwde mijn opa Sal met mijn oma, Jannette “Netty” Mainzer uit Borculo hier in deze net geopende synagoge.  In 1929 werd mijn tante Hanny geboren en in 1931 mijn vader Ben. Het was een traditioneel , liefdevol joods gezin, lid van deze gemeente. Midden jaren ’30 richtte mijn opa Sal zijn eigen agenturenfirma in tricotage op.

Mijn opa was in de zomer van 1941 één van de Enschedese mannen die ’s nachts wacht moesten lopen ter voorkoming van sabotagedaden. Het was juist een “sabotagedaad” aan een kabel die op zondagochtend 14 september 1941 ertoe leidde dat een Nederlandse politieagent mijn opa thuis kwam ophalen. Hij mocht rustig zijn spullen inpakken, alsof, zoals mijn vader later zei:  “ hem de gelegenheid werd geboden te vluchten”.  Maar, niet wetend welk verschrikkelijk lot hem wachtte, deed hij wat er van hem werd gevraagd en ging mee…. Samen met 104 joodse mannen uit Twente die deze zondagochtend ook thuis werden opgehaald bracht opa Sal twee dagen door in een sporthal in Enschede, waaronder ook zijn jongste broer Frits. Jarenlang hadden de broers geen contact gehad wegens een zakelijk conflict. Wij hopen nog altijd dat de broers zich hebben kunnen verzoenen in deze angstige dagen, steun bij elkaar hebben kunnen vinden toen zij op dinsdag 16 september 1941 op transport werden gesteld naar Mauthausen en in de afschuwelijke dagen die daar volgden.  Mijn vader, 9 jaar oud, hoorde dat de trein zou vertrekken. Hij is een stukje meegefietst en heeft bij een overgang staan kijken naar de langsrijdende trein. Hij dacht dat hij zijn vader zag zitten, maar heeft nooit geweten of zijn vader hém daar heeft zien staan. In de twee dagen dat mijn opa in de sporthal zijn lot afwachtte heeft hij een vijftal kattebelletjes  geschreven aan zijn vrouw en kinderen. Hoe hij aan een envelop is gekomen is een wonder, zo ook dat hij deze envelop uit het raam van de rijdende trein heeft gegooid en dat “de letteren”, zoals mijn opa ze zelf noemde, vervolgens gevonden zijn door een baanwerker. Op de envelop stond gekrabbeld “met beleefd verzoek deze brief te willen posten, hartelijk dank”. Een paar dagen later werd deze envelop bezorgd bij mijn oma en haar kinderen.  Opa Sal, net 51 geworden, kwam om in Mauthausen op 25 september 1941. Zijn broer Frits  een dag eerder. Mijn oma moest bij de Ortskommandant komen en kreeg daar te horen dat haar man was overleden en dat het “hun” allemaal zo zou vergaan. Oma Netty overleefde, net als haar kinderen, de oorlog door het goede onderduiknetwerk in Twente. Zij heeft “de letteren” altijd bewaard en na haar dood in 1976 heeft mijn vader dat gedaan. Toen hij in 1996 ook overleed stond het veilig stellen van “de brief van opa Sal” bovenaan mijn morele lijstje. Sindsdien heb ik de envelop, met “de letteren” in bezit. In mijn kindertijd werd alleen het hoogstnodige gezegd over de oorlog. Als ik naar mijn opa vroeg werd gezegd dat die was “weggekomen” en de brief van opa Sal mocht ik pas lezen als ik volwassen zou zijn.  

Pas nu ik de brief heb gedigitaliseerd en zo goed als mogelijk heb getranscribeerd ben ik het meest getroffen door de liefde en zorg voor zijn vrouw en kinderen, de praktische zaken die hij nog probeerde te regelen én de onwetendheid over zijn lot.

Een aantal zinnen uit de brief wil ik ter illustratie hiervan graag noemen: “Maak je niet ongerust, ik denk spoedig weer thuis te zijn” en een vraag om:  “dat kleine leren koffertje” met onder andere 1 dikke pyama, ondergoed met lange mouwen en dik wollen pak, pijp met tabak , wat brood, fruit”. En even later schrijft hij: “de koffer, briefje in goede orde ontvangen” (kennelijk heeft mijn oma nog wat spullen voor hem mogen afgeven)

“Dag lieve Hanny , Ben. Wees lief voor moeder hoor, vele kusjes en liefs vader. Lieveling houd je goed. Alles komt terecht.”

“Wacht met belasting betalen, of andere grote uitgaves… tot ik terug ben.“ En uit zijn laatste briefje: “Ik kan je nog niet melden waarheen we gezonden worden, doch ik zal het spoedig laten weten. Lieveling houd je kranig, zoals je me in je laatste schrijven beloofde. Ook ik zal sterk zijn, steeds aan jou en mijn lieve kinders denken. Wanhoop niet, want ik kom terug. Ik geloof dat het als pesterij om eenige weken te doen is”. Indien je raad nodig hebt wend je tot Herman of Jaap in Den Haag”

Ik wil niet voorbijgaan aan de andere 104 mannen die opgepakt werden bij de Razzia in Twente op 14 september 1941. Ook zij kwamen allen om en lieten dierbaren achter. Lekol iesj jesj sjem: “ieder mens heeft een naam” . Dat ik de gelegenheid heb gekregen hier het verhaal van de brief van mijn opa Sal te vertellen en dat mijn verhaal ook nog is opgetekend in de Tubantia voelt als een apotheose van mijn familiegeschiedenis. Mijn oma, tante en vader konden het niet;  ik heb het voor hun kunnen doen. Een groot eerbetoon aan mijn opa Sal, mijn oma Netty, mijn tante Hanny en natuurlijk aan mijn vader Ben, die, bang was er te zijn, bang was om joods te zijn. Toen hij zelf  51 werd schreef hij een brief aan zijn nabestaanden die wij pas bij het opruimen van zijn huis vonden. Deze brief illustreert dat door het gemis van zijn vader en  getraumatiseerd door de oorlog het leven voor hem altijd zwaar is geweest.

Ik heb mijn weg naar de joodse gemeenschap teruggevonden; ik geniet met mijn gezin van al het mooie wat het Jodendom biedt, ik gaf mijn kinderen wel joodse namen; mijn dochter Noa  en mijn zoons: Sal en Ben,  vernoemd naar mijn opa en naar mijn vader! Van generatie op generatie; Ledor Vador.

Copyrights: Naamsvermelding CC BY Naamsvermelding-NietCommercieel CC BY-NC Delen