De befaamde zangpedagoge Rosette (Rosa) Rachel Kopuit geboren te Amsterdam op 10 januari 1880, was in de Tweede Wereldoorlog op de vlucht voor de bezetter en zat van november 1942 tot april 1943 in Venlo ondergedoken bij mr. Forceville. Rosa werd op 31 juli 1943 gedeporteerd met het 26e en laatste Jodentransport (21e konvooi) van Mechelen (België) naar Auschwitz. Het transport komt op 2 augustus aan in Auschwitz. De gedeporteerde Joden gaan naar de gaskamers in het vernietigingscentrum Birkenau, waar zij onmiddellijk na aankomst vermoord worden. Op 3 augustus 1943 overleed Rosa, 63 jaar oud.
Een van haar grote successen was dat zij op het conservatorium van Amsterdam vanaf 1921 zangles gaf aan de toen 18-jarige Hélène Cals (1903-1937), die zich onder haar deskundige leiding ontwikkelde tot een operazangeres/sopraan. Hélène genoot een grote reputatie als radiozangeres en trad ook veelvuldig op in concerten, zowel in operaconcerten als in oratoriums en liederenavonden. Ze stierf 34 jaar oud tijdens een verblijf aan het Lago Maggiore. Hélène is in 1938 herbegraven op begraafplaats Zorgvlied te Amsterdam.
Rosa was een dochter van Salomon Kopuit en Judith Cohen. Zij is vernoemd naar haar grootmoeders: Rosette en Rachel. Haar roepnaam was Rosa. Haar vader overleed te Amsterdam in 1923 en haar moeder te Noordwijk in 1925. Haar zus en broers overleden allen op zeer jonge leeftijd. Rosa was van 1909 tot 1920 gehuwd met Wolf Schönberg, geboren te Weiskirchen in 1877 en overleden te Wächtersbach in 1931.
Maurits (Mau) Kopuit (1930-1992) was sinds 1971 hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW) en is een nakomeling van Rosa's oom Maurits (zijn grootvader).