
Schoontje Polak en Abraham de Leeuw. Bron: familiefoto.
Schoontje Polak was het 5e kind van David Manus Polak en Carolina Barendina Roe.
Ze trouwde op 4 dec 1895 in Amsterdam met diamantbewerker (roosjesslijper en roosjesversteller) Abraham Eliazer de Leeuw, zoon van venter en koopman Eliazer de Leeuw uit Leeuwarden en Ester de Jong uit Amsterdam. Op 21 december 1894 had Abraham een vrijstelling voor militaire dienst gekregen, omdat hij op dat moment de enige zoon in zijn familie was. Op 8 januari 1898 werd hij lid van de Diamantbewerkersbond.
Schoontje en Abraham kregen 9 kinderen: Esther, David, Carolina, Johanna, Jacob, Bernard, Henri, Bertha en Louis. Twee kinderen - Carolina en Johanna - zijn op jonge leeftijd, vóór het begin van de oorlog overleden.
Het gezin De Leeuw is heel vaak verhuisd en ze hebben een druk bezet thuis gehad. Op de gezinskaart van Abraham zijn maar liefst 26 verhuizingen binnen de gemeente Amsterdam vermeld. De ouders van Schoontje, haar broer Hijman en kleindochter Sonja (dochter van hun zoon Jacob) hebben ook een periode bij hen ingewoond. En Abraham heeft in de tijd dat zijn gezin in Amsterdam woonde, ook nog eens meerdere malen in Antwerpen verkeerd, al dan niet samen met zijn zwager Hijman Polak, die eveneens in de diamantindustrie werkzaam was.
Op 8 september 1936 verhuisde het gezin naar Zandvoort en woonde daar aan de Parallelweg 27, huis, samen met hun zoon Louis. De Parallelweg heet nu de Secretaris Bosmanstraat. Zoon Henri sloot zich later bij hen aan. Hun pasgetrouwde zoon Bernard met zijn vrouw Lydia Walser waren 2 maanden eerder al in Zandvoort gaan wonen, aan de Kostverlorenstraat 28. Hun zoon Jacob woonde ook in Zandvoort. Vanaf 19 februari 1934 woonde hij met zijn familie aan de Zeestraat 24; een straat die in het verlengde ligt van de Kostverlorenstraat, richting zee.
De Parallelweg, Kostverlorenstraat en de Zeestraat bevonden zich in een gebied in Zandvoort, waar in de jaren ’20 en ’30 een levendige Joodse gemeenschap woonde. In die buurt werden door Joodse investeerders onder meer kindertehuizen, pensions, hotels en een sanatorium neergezet en er waren meerdere Joodse (koosjere) winkels. Zandvoort was sinds het einde van de 19e eeuw een mondaine badplaats geworden, waar toenmalige beroemdheden logeerden, zoals de familie van de Baron von Rothschild, de afgezette keizer Wilhelm van Duitsland en Keizerin Sissy van Oostenrijk. Onder meer in Hotel d’Orange waren zij graag geziene gasten.
Zandvoort had echter ook sinds de jaren '30 een groeiende aanhang van de NSB. Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten in 1935 behaalde Mussert met zijn partij 23% van de stemmen in Zandvoort (landelijk was dat 8%). De plaatselijke NSB-ers organiseerden in 1940 diverse open-lucht-bijeenkomsten in het Kostverlorenpark. Op last van de Duitse bezetter moesten de Zandvoortse Joden in maart 1942 het dorp verlaten en werd een groot deel van de Zandvoortse bevolking in het kustgebied om strategische redenen geëvacueerd. Er verdwenen 648 huizen, hotels en pensions; ze werden met de grond gelijk gemaakt.[1]
Op 9 maart 1942 keerden Schoontje en Abraham terug naar Amsterdam en woonden ze aan de Niersstraat 22, II hoog, samen met hun zoon Henri. Hun laatst bekende woonadres is aan de Rijnstraat 118, III hoog, waar zij vanaf 28 december 1942 woonden. Op dit adres woonde hun zoon Bernard als hoofdbewoner met zijn familie.
Waar hun beide ouders geen weet van hebben gehad, is dat Schoontje en Abraham zelf en 4 van hun kinderen - David, Henri, Bertha en Louis - in de kampen zijn omgekomen. Esther, Jacob en Bernard hebben de oorlog overleefd.
Abraham werd op 6 maart 1943 naar Westerbork getransporteerd, waar hij tevergeefs zijn aanwezigheid zo lang mogelijk probeerde te rekken, omdat hij op zijn vrouw wilde wachten. Hij ging op 4 mei 1943 op transport naar Sobibor, waar hij op 7 mei 1943 is omgekomen.
Schoontje zat, samen met de hele familie van haar dochter Bertha (Bertha, haar man Maurits en hun 2 kinderen: Betty en Simon), op 27 november 1943 in Westerbork. De verwachting van Schoontje was dat de familie van Bertha nog in Westerbork mocht blijven, maar ze werden allemaal op 8 februari 1944 naar Auschwitz vervoerd, waar Schoontje, Bertha, Betty en Simon 3 dagen later werden vermoord. De man van Bertha zou later in Riese omkomen. Op de kaart uit de cartotheek van de Joodsche Raad van Schoontje staat, met als datum 28 februari 1944, vermeld: “verdere stappen geen doel”.
[1] Over de geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Zandvoort heeft Dr. T.G. van der Linden in 2014 een verhaal vastgelegd, onder de titel: “Joods Zandvoort; een pioniersgeschiedenis (1880-1943)”.
Gebaseerd op informatie uit de indexen van het Stadsarchief van Amsterdam, gegevens uit de cartotheek van de Joodsche Raad en van de Diamantbewerkersbond, en informatie van de websites wiewaswie.nl en oorlogslevens.nl.