Berend Polak, ook wel Bernhard genoemd, is de zoon van koopman Mozes Polak en Paulina Gans. De vader van Berend sterft voor de oorlog. De moeder van Berend is in het Diakonessenhuis in Utrecht ondergedoken, maar wordt opgepakt en in 1944 in Auschwitz vermoord. Twee zussen en een broer van Berend Polak zullen de oorlog overleven.
Hillegonda Drilsma, ook wel bekend als Gonny, is de dochter van koopman Adam Drilsma en Cato Raske. Haar moeder overlijdt voor de oorlog. Haar vader, broer en schoonzus komen gedurende de oorlog om in de vernietigingskampen.
Berend is slager. Samen met zijn broer Eduard heeft hij een goed lopende zaak. Op 24 september 1915 plaatsen de broers een krantenadvertentie, waarin ze schrijven dat zij die dag twee dikke paarden hebben geslacht en dat er nu een ruime voorraad rookvlees beschikbaar is. In 1919 krijgt de nieuw geopende zaak aandacht in de Apeldoornsche Courant. Ook op andere momenten krijgen de broers positieve aandacht, onder meer door het winnen van een vakprijs.
Berend en Hillegonda kondigen in juli 1925 hun verloving aan en geven elkaar hetzelfde jaar het ja-woord. De plechtigheid vindt op 2 december 1925 plaats in Den Haag.
Het echtpaar krijgt vier kinderen: Paulina, Adam Eduard, Cato Bella en Caroline. In februari 1931 overlijdt dochter Cato Bella, slechts vier maanden oud. Het gezin verhuist in 1934 naar Deventerstraat 51 II in Apeldoorn.
In zijn vrije tijd is Berend penningmeester van de ‘Apeldoornsche Joodsche Tooneelvereeniging’. Of hij naast het penningmeesterschap ook zelf actief toneelspeelt, is niet bekend. Samen met voorzitter Joseph Elze (Weidestraat 10) en secretaris David Spier (Hoogakkerlaan 71) vormt Berend het bestuur.
Zoon Adam Eduard staat, als negenjarig jongetje, van december 1937 tot januari 1941 ingeschreven in Den Haag, het adres waar het Joodse gezin Katan woont. Hierna keert hij weer terug naar zijn ouders. De reden van zijn verblijf in Den Haag is onbekend. Dochter Paulina is, ondanks haar jonge leeftijd, verzorgster in het rusthuis van het Apeldoornsche Bosch. Begin mei 1942 moeten de broers Polak de slagerij op last van de bezetter sluiten.
Berend wordt in een werkkamp vastgezet en moet daar in een werkverschaffingsproject arbeid verrichten. Waar en wanneer is nu niet meer na te gaan. Hij wordt op 2 oktober 1942 overgeplaatst naar Kamp Westerbork. Hillegonda, Paulina, Adam Eduard en Caroline worden in de daarop volgende nacht uit huis weggevoerd en in Kamp Westerbork geregistreerd. Ook het, sinds enkele dagen inwonende, Joodse echtpaar Weissmann wordt uit het huis weggevoerd.
Op vrijdag 16 oktober 1942 vertrekt uit Kamp Westerbork transport 28 naar één van de vernietigingskampen.
Van het gezin Polak wordt alleen dochter Caroline op dit transport gezet, ze wordt met 1709 anderen naar Auschwitz gedeporteerd en daar bij aankomst op maandag 19 oktober omgebracht. Het is onduidelijk waarom dit achtjarige meisje zonder haar ouders, broer en zus wordt gedeporteerd.
Ruim twee weken later, op maandag 2 november 1942, vertrekt vanuit het kamp transport 33. De overige vier gezinsleden worden, samen met 950 anderen, naar Auschwitz gedeporteerd. Bij aankomst op donderdag 5 november 1942 worden Hillegonda, Paulina en Adam Eduard vermoord.
Het kan zijn dat Berend tachtig kilometer voor Auschwitz heeft moet uitstappen; in Kosel stopt geregeld een trein om gedeporteerden uit te laten stappen. Berend valt binnen de doelgroep die van de Duitsers opdracht krijgt uit te stappen.
In het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters staat een getuigenis opgetekend:
In de trein [...] werden in Kosel onverwacht de coupédeuren opengerukt en schreeuwt men dat alle Joden tussen de 15 en 50 jaar uit moeten stappen. Wij kijken elkaar beduusd aan, daar wij niet begrijpen waarom alleen de mannen moeten uitstappen. Maar veel tijd om na te denken is er niet, want buiten wordt geschreeuwd van ‘schnell, schnell’, en aan het gegil en gehuil merken wij wel dat er behoorlijk geslagen wordt. Nu springt er een geüniformeerde kerel de coupé in en al slaande met zijn gummiknuppel smijt hij ons op het perron.
Waarheen ik ren weet ik niet, maar ik schijn aangetrokken te worden door een sterke verlichting, waar ik de anderen ook heen zie lopen. Het blijkt de verlichting te zijn van een stuk terrein, dat omgeven is door drie meter hoog prikkeldraad, waarbinnen wij ons moeten begeven. Gelukkig sta ik in het midden van de troep, terwijl degenen die aan de kanten staan steeds worden geslagen door de bewakers, die brullend en schreeuwend er om heen lopen.
Terwijl de laatste mannen nog uit de trein worden geslagen, trekt de trein alweer op onder het voortdurend geschreeuw van de vrouwen, die hun mannen moeten achterlaten.
De andere mogelijkheid is dat Berend via het treinstation van Auschwitz of via het concentratiekamp zelf naar een andere kamp is gedeporteerd. Hij wordt (uiteindelijk) naar concentratiekamp Schömberg gedeporteerd.
Schömberg is tussen december 1943 en april 1945 een nevenkamp van concentratiekamp Natzweiler. De leefomstandigheden in dit sub-kamp zijn zeer erbarmelijk. Door een gebrek aan hygiëne, de aanwezigheid van ongedierte en door het werk, onder meer in de mijnen, waar de schachten erg nauw zijn, sterven vele dwangarbeiders.
Zieke of zwakke dwangarbeiders worden ‘achter de schermen’ vermoord, of gedeporteerd naar een ander kamp om daar omgebracht te worden. Dwangarbeiders met tuberculose krijgen in Schömberg een dodelijk injectie toegediend.
In het kamp worden diverse vormen van dwangarbeid verricht; behalve werken in de mijnen, ook aanleggen van wegen, plaatsen van hekken en vullen van treinwagons met zand en grind. Hoewel het naziregime dwangarbeiders inzet, wordt het winnen van de oliehoudende stenen uit de mijnen voor het regime pas in de loop van de oorlog rendabel en dus interessant. Het grote gebruik van fossiele brandstoffen dwingt de nazi’s er namelijk toe om alternatieve brandstoffen te gebruiken. Hiervoor worden onder meer de mijnen bij Schömberg aangewezen. Berend Polak is volgens de vermelding op Joods Monument op 6 april 1945 in Schömberg omgekomen. Zijn naam is echter niet bekend bij de stichting Gedenkstätte Eckerwald. Volgens deze stichting is het goed mogelijk dat Berend tijdens een dodenmars of gedurende een transport vanuit Schömberg omgekomen is. Hij komt ook niet voor op de transportlijsten die de ITS (International Tracing Service) in Arolsen beheert. Het blijft onduidelijk waar en onder welke omstandigheden Berend Polak is omgekomen.
Bronnen: CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, verwanten van familie Polak-Drilsma, Stichting Gedenkstätte Eckerwald, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), Wikipedia over KZ Schömberg en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten).
2 februari 2019